Wat een mazzel is het toch om in Den Haag te wonen. Vlakbij het strand. Vlakbij het Vredespaleis. Zelfs bij de koning (haha). En bij het allermooiste plekje; het Gemeentemuseum.
Mark is al zijn hele leven dol geweest op dit prachtige museum. De bouwstijl (Berlage), de collectie (Mondriaan, Schiele en zoveel meer moois).
En nu hij, sinds een paar jaar, een museumjaarkaart heeft is hij er minstens een keer per week te vinden. Soms alleen maar om in een zaal vol schilderijen te schetsen aan nieuwe verhalen, of wat te tekenen voor onze eigen schilderen. Want het is toch wel een heerlijke plek om gewoon te zijn, zomaar naast een kunstwerk te kunnen zitten en te kunnen genieten van deze mooie plek.
Mark moest eerst wennen aan het “over zijn schouder meegekijk” van de museumbezoekers. Zeker als hij kunstwerken staat na te schetsen (zoals de spin van Louise Bourgeois, die sinds kort nu ook in het Gemeentemuseum te vinden is). Maar nu het wat minder “keurend” voelt en Mark het vaker doet valt het Mark nauwelijks meer op (hoewel hij laatst wel een kaartje in zijn hand gedrukt kreeg van een zwoele dame, die het allemaal maar reuze boeiend vond, zo’n kunstenaar).
Het Gemeentemuseum is als gebouw prachtig, van binnen en van buiten. De collectie is adembenemend (dat valt ook te zien aan de enorme rij, die wekelijks voor de deur staat).
Maar daarnaast valt het Mark sinds kort ook op dat er nog veel meer te zien is in het museum. Kunst op heel andere plekken. Lopende kunst.
Kunst zuchtend op een bankje.
Kunst poserend in een nisje met loopstok.
Kunst met gebreide truien.
Prachtige kunst.
Geen blijvende collectie, een collectie in beweging. En van voorbijgaande aard.
Maar prachtig om naar te kijken. Om vast te leggen.
Met papier en potlood. Of met een mobiel.
Dat Gemeentemuseum is toch maar van alle markten thuis.
Geef een reactie